De pauze. Het dagelijks stukje hemel in zakformaat. Groep 2 begint in oproer te raken. De pauze van de basisschool De Wegwijzer in Spijkenisse staat op het punt van beginnen. Ons kwartiertje komt eraan. Stijf van de adrenaline zit ik in aan mijn tafeltje. Wat gaan we doen? Mijn maatje zit aan de andere kant van de klas. We delen een gespannen blik. Esmee en ik zijn uit elkaar gehaald omdat we iets te veel lol hebben als we in hetzelfde groepje zaten. Desondanks weten we elkaar altijd nog blindelings te vinden en zoeken we elkaar op zodra we de kans hebben. Langzaam gaat secondewijzer de klok rond in de laatste minuut.
Haar voeten wiebelen zo snel dat het lijkt alsof ze met haar achterwielaandrijving wil opstijgen. Nog eventjes en dan stormen we het lokaal uit richting de jassen. Daarna is het ieder voor zich en rennen we op z’n Usian Bolts richting Buiten. We hebben het schoolplein in het begin van het jaar al strategisch opgedeeld in een eigen variant van de ‘Town Map’ en we weten hoe we welk gebied van het schoolplein noemen. Ons jargon is onderling bekend.
Esmee’s ogen branden een gat door mijn schedel. We moeten alles uit onze pauze halen. We mogen en zullen niet onvoorbereid aan onze pauze beginnen. Er moet een plan komen en wel heel snel. De populaire Netflix-serie How I Met Your Mother speelt soms met het principe van gesprekken zonder praten. Zoals Paul de Munnik het zou zeggen: “Toen jij het wiel uit wilde vinden, zat ik al lachend op de fiets.” De telefoon in mijn hoofd rinkelt. Esmee is aan de lijn.
“Sebbel. Seb! Kijk me aan! Luister! De pauze gaat over nog geen halve minuut van start en die shit wordt aan als een banaan. We moeten als eerste bij de jassen zijn, anders staan we in de kinderfile en ik ga NIET in de file staan! Niet nu. Niet vandaag. We pakken de jassen, zijn als eerste bij de deur en staan samen vooraan. Als juffrouw dan komt om de deur open te doen, stormen we naar buiten. Ik wil als eerste op het schoolplein zijn. Dan hebben we eerste keus bij de speeltoestellen. We moeten zo’n eentje hebben waar de één fietst en de andere achterop kan staan. Als we die willen, moeten we daar als eerste zijn. Bereid je dus alvast voor op wat explosieve actie. Iedereen wil die fiets hebben maar wij hebben die echt nodig. Daarmee zijn we het snelst bij De Bosjes. We parkeren hem aan de zijkant zodat anderen hem niet gappen. Daar zoeken we de twee beste stokken die we kunnen vinden in de eerste minuut en springen we weer op de fiets richting De Paaltjes. Daar halen we de stokken tevoorschijn en dan zijn we twee Cubones in een Romeinse strijdwagen. Deal?”
Mijn ogen twinkelen de sterren uit de hemel. Wat een ontzettend goed idee. De pauze was al legendarisch, maar sinds kort is er nog een reden gekomen om zo snel mogelijk op het vinkentouw te zitten zodra de klok kwart over tien slaat. Het is niet meer dat eindeloze gehuppel en springtouwende meisjes kijken. Nu ontvouwt zich elke schooldag kwart over tien een heus Utopia op ons doodgewone schoolpleintje. Pokémonkaarten. Honderden en honderden Pokémonkaarten . Elke dag weer. Daar wil je geen seconde van missen. Reden voor haast dus. Ik stel een bericht op met het akkoord erin en stuur het per eye-mail naar Esmee.
Esmee en ik staan vooraan. We popelen. Juffrouw baant zich een weg door de kindermassa naar de deur. Ze zegt nog iets. Of we rustig aan willen doen. Nog voor het eind van haar zin komt er al instemmend gebrul van onze kinderstam tegemoet. We gaan naar het beloofde land en de regels zijn duidelijk. Ze wenst ons nog veel plezier en gebied ons om lief te blijven. Een deel van de klas ja-aat nog een keer na. De deur gaat open. Vol gas racen we weg. Max Verstappen is er niks bij. De eerste zonnestralen reiken naar mijn gezicht. Niet meer dan een paar idyllische wolken accentueren de felle lentelucht. Een flinke stroom kinderen glibbert zich stellig doch behendig door de smalle passage waarna dezelfde stroom uitmondt in een kinderdelta. Ironisch komt Marco Borsato’s ‘Binnen’ in me op. We zijn vrij. Een heel kwartier lang.
Esmee springt achterop de fiets. ‘Gaan!’ roept ze. Explosief trap ik hem op de staart. We zijn mobiel en voorzien van twee perfecte Cubone-botten. Om ons heen is de vrijwillige hiërarchie weer in orde gesteld. De eigen voedselketen is wederom gevestigd. De kinderen voor de hardcore pokédeals staan weer bij de basketbalring. Dat is stop 1. Groep 5 en 6 zijn ‘hun ding weer aan het doen’ op het ‘eigen pleintje’. Dat is stop 2. Het enige wat nog mist, zijn sirenes. “Cubone! Cubone!” Rakelings scheuren wij langs wat onoplettende figuren. Iedereen snapt toch dat dat Cuboons is voor ‘aan de kant’!
Verder verloopt de reis voorspoedig. Eenmaal op plaats van bestemming horen we al snel het gerucht dat iemand uit groep 8 aan het eind van de pauze een pakje kaarten gaat openmaken. Esmee en ik kijken elkaar aan, besluiten nog wat overige informatie in te winnen, de nieuwste schatten uit te checken en gaan dan alweer richting fiets. “Aan het eind van de pauze moeten we hier op tijd terug zijn.” Ik knik instemmend.
De leerlingen uit groep 5 en 6 zijn aan het vechten. Niet dat ze met elkaar op de vuist gaan, maar ze zijn aan het ‘Pokémon League-en’. Aan het begin en aan het eind van de eigen inham van groep 5 en 6, staan twee betonnen verhoginkjes. Dat zijn de podia. De rest is het strijdveld. Op het moment dat wij aankomen stuurt de verhoogde trainer een Scyther in het speelveld. Een jongen, volkomen in rol, betreedt al kretend het toneel. “Scyther! Scyther!” Alsof het echte messen zijn, stelt hij zijn armen ten toon. We zijn getuigen van het fantasierijke schouwspel en blijven ook hier een paar minuten hangen. De Scyther wint, met hakken over de sloot.
Nog een kleine vijf minuten te gaan tot het openen van het pakje. Esmee en ik hebben het schoolplein verkent en bedenken wat we nu moeten gaan doen. Mijn stok is inmiddels gesneuveld door onoplettendheid. Een beetje om tijd te verdoen gaan we terug naar De Bosjes om een nieuwe uit te zoeken. Ik ga achterop. Esmee knalt met een redelijk tempo weg en we zijn weer mobiel. Heel eventjes sluit ik mijn ogen en waardeer ik de dag.
“Wie hoop je dat er in het pakje zit”, vraagt Esmee terwijl ze een tak van de grond haalt. Ze inspecteert het exemplaar en gooit het dan weer van zich af. Vol verbazing kijk ik haar aan. Wie ik hoop dat er in het pakje zit? Een Charizard, natuurlijk. Dat lijkt me nogal wiedes. Nog voor ik antwoord, heeft ze me al in de gaten. “Ik ook.” Dan staat ze op en duwt ze wat in mijn hand. “Deze moet goed zijn.” Ze maakt rechtsomkeerts en veegt haar handen aan haar rode tuinbroek af. Rustig fietst ze weg terwijl ik achterop stap. Een juweeltje van een Cubone-bot blinkt in mijn schone handjes.
We staan bijna in het midden van een druk bevolkte kring met de hoofdrolspeler in het epicentrum. Er zijn gespannen blikken bij het openen van het pakje. Ik en Esmee kunnen het moeilijk zien door het hoogteverschil maar we glimpsen hier en daar wat op. Als een nerveuze koning bladert hij door zijn kaarten. Waar is de zeldzame kaart?
De menigte begint te joelen als er wat glimt. Vlak daarna evolueert het gejoel in gegil. Dit is een primeur. Nog nooit in de historie van De Wegwijzer was er iemand met deze kaart. De kersverse Bekende Spijkenisser is extatisch. “EEN CHARIZARD”, brult hij. Esmee en ik vliegen elkaar in de armen en springen al knuffelend in het rond. De kring begint te dansen. Op onze laatste benen vieren we ons eigen feest.
Na het afleveren van de fiets, maken we deel uit van de rij inwaarts. Schuivelend en giechelend naderen we de deur. Het is mooi. Het is klaar. Het is goed. Het is gedaan. We zijn op. Het is rond. Maar wat een pauze. Ongeloveloos. Esmee anticipeert op het afmaken van mijn gedachte. “Sjongejonge, zeg. Een Charizard… Het was een goede pauze hè, Seb?” Ik antwoord. Glimlachend.